Nothosaurus

€ 8,00

Nothosaurus is een uitgestorven reptiel en leefde van het einde van het Vroeg-Trias tot het begin van het Laat-Trias, ongeveer 200 tot 240 miljoen jaar geleden. De naam betekent "bastaardsauriër" omdat het dier zoveel kenmerken van andere diergroepen in zich verenigde.

Fossiele resten zijn gevonden in Europa, Azië en in het noorden van Afrika. Fossielen van Nothosaurus zijn ook gevonden in Nederland, in de steengroeve van Winterswijk. Toen bestond Nederland nog niet, maar was er vooral zee.

Nothosaurus was gebouwd op een amfibische levenswijze en leefde wellicht zowel in het water, wat te zien is aan zijn gestroomlijnde lichaam, als op het land, omdat hij ook nog functionele poten had. Deze waren mogelijk voorzien van zwemvliezen. De soort Nothosaurus giganteus (vroeger bekend onder de geslachtsnaam Paranothosaurus) kon maximaal vier meter lang worden. Nothosaurus leefde samen met allerlei andere primitieve zeereptielen zoals Placodus en Henodus. Net als Nothosaurus en verwanten stierven ook deze dieren aan het einde van het Trias uit. Nothosaurus voedde zich vermoeddelijk vooral met vissen, met toevoeging van andere zeereptielen voor enkele van de grotere soorten.

De manier van leven van Nothosaurus had die van de huidige zeehonden kunnen zijn. Hij was waarschijnlijk meer aangepast aan het zeeleven dan de pachypleurosauriërs en - als reptiel - bracht hij zijn nakomelingen levend en in het water ter wereld. In het water bewoog hij door de ledematen, in plaats van door slingerende bewegingen in de lengteas van het lichaam. De platte schedel bood weinig weerstand tegen laterale (laterale) bewegingen onder water.

Soorten in het geslacht variëren sterk van grootte, van een schatting van minder dan 1 meter voor N. winkelhorsti tot wel 5-7 meter voor de chinese soort N. zhangi. De fossiel die in Winterswijk in Nederland was gevonden, was ongeveer 1,5 meter groot.

Nothosaurus was een van de toproofdieren van zijn tijd en leefde van vissen, koppotigen en andere reptielen. De opstelling van de tanden en kaakspieren suggereert dat ze hun prooi hebben gevangen als sommige krokodillen door de prooi vast te houden en vervolgens hun hoofd lateraal te bewegen. In het geval van kleinere prooien zouden deze waarschijnlijk in het tandrooster zijn vastgehouden in plaats van ermee te worden doorboord.